De zin en onzin van het M-knopje
Belicht jij altijd op de manuele stand (M) of gebruik jij A(Av), S(Tv) of P? In fotografieland tel je niet mee, als je niet alles op de M-stand doet, zo is momenteel de algemene tendens. Nonsens! Op alle standen kom je uiteindelijk op dezelfde belichting uit. Dat gaan we hieronder uitleggen. Gebruik ik zelf nooit de M-stand? Jazeker wel. Heel vaak zelfs. Maar, misschien wel even vaak, ook niet. Het hangt er maar net vanaf wat ik fotografeer. Sport of wildlife doe ik zeker niet op een M-stand. Dan is het moment al voorbij als je klaar bent met je instellingen. Landschapsfotografie daarentegen leent zich uitstekend voor de manuele belichting. Vaak is het zelfs een must.
Wat doet elk knopje nou precies?
Tijdens onze workshop komen we vaak deelnemers tegen die tijdens een basiscursus fotografie elders hebben geleerd uitsluitend de M-knop te gebruiken, want dat hoort immers zo. Maar ze hebben eigenlijk geen idee wat een diafragma of een sluitertijd nou precies doet en wanneer je wat gebruikt. Het enige wat ze weten is dat ze het metertje mooi in het midden moeten hebben voor een goede belichting.
Wat doet elk knopje nou precies? In de M-stand stel je de belichting volledig handmatig in. Je kiest zelf een diafragma, sluitertijd en iso-waarde. Maar… zelf alles instellen stelt tegenwoordig niet veel meer voor. In je camera zit een mooi belichtingsmetertje, die jou precies vertelt wat je moet doen om een gemiddelde belichting te krijgen.
Uitkomen op dezelfde ‘gemiddelde belichting’
Tegenwoordig hebben we dus keurig een belichtingsmeter in de camera. Wat is dan het verschil tussen alle knoppen? We gaan er voor het gemak van uit dat we in alle standen de iso vast op 100 iso zetten. Stel we gebruiken de diafragmavoorkeuze (A, Av) en stellen in op F11. Jouw camera kiest dan zelf een juiste belichtingstijd. Stel, de camera komt uit op een sluitertijd van 1/60ste seconde.
Nu gaan we de camera op de sluitertijdvoorkeuze zetten (S, Tv). We kiezen bij diezelfde iso 100 een sluitertijd van 1/60steseconde. De camera kiest er zelf een diafragma bij. Je begrijpt het al: de camera komt uit op een diafragma F11. Exact hetzelfde dus als bij diafragmavoorkeuze.
Vervolgens gaan we de camera op de M-stand zetten, kiezen weer iso 100, draaien het knopje naar diafragma F11 en draaien aan de sluitertijdenknop. En jawel, ook nu komen we als we de belichtingsmeter precies in het midden willen hebben, uit op een sluitertijd van 1/60ste seconde. Uiteindelijk kom je dus in alle gevallen op dezelfde gemiddelde belichting uit.
Over- en onderbelichten
Nou willen we in fotografie niet altijd een ‘gemiddelde belichting’ hebben. Daarvoor zit op alle camera’s de +/- knop. Daarmee kan je over- of onderbelichten in de A(Av), S(Tv) of P-stand. Je krijgt dan weer een metertje te zien en kan je opname iets meer naar de plus of naar de min-kant belichten. Je past daarmee de ‘gemiddelde belichting’ van de camerameting aan. In de manuele stand werkt dit knopje niet. Dan belicht je over of onder door het diafragma te vergroten of te verkleinen of de sluitertijd te verkorten of te verlengen. Ook dan zie je weer op eenzelfde soort belichtingsmetertje wat je doet.
Wanneer gebruik je welke stand?
Uit bovenstaande blijkt duidelijk dat je in principe in elke stand hetzelfde effect zou kunnen bereiken. Dus dat er tegenwoordig door Jan en alleman geroepen wordt dat je alleen als fotograaf meetelt, als je in de M-stand fotografeert is grote onzin. Maar wanneer gebruik je dan welke stand? De M-stand gebruik je als je tijd genoeg hebt om de camera in te stellen. Dit is bijvoorbeeld het geval bij landschapsfotografie. In landschapsfotografie werk je vaak met lange sluitertijden, soms langer dan 30 seconden. Je moet de camera dan op de bulb-stand zetten. Dan is de M-stand handig. Ik gebruik in landschapsfotografie mijn belichtingsmeter overigens totaal niet, omdat ik vaak veel langer belicht dan de meter aangeeft. Bij landschapsfotografie maak ik gebruik van mijn ervaring voor het bepalen van de belichting.
Als je in sportfotografie voor elke foto eerst opnieuw de belichting in moet instellen, mis je alle belangrijke momenten. Deze foto is in de S(Tv)-stand gemaakt.
Laat je niet gek maken
Als je sportfoto’s wilt maken is de M-stand vreselijk onhandig. Stel je fotografeert een voetbalwedstrijd. Het spel gaat op en neer en het ene moment fotografeer je naar links en het volgende moment naar rechts. Dat geeft geheid verschillende belichtingstijden, omdat de zon anders in jouw beeld staat. Als je handmatig de belichting in moet stellen, is het doelpunt al gevallen, voordat je jouw instellingen klaar hebt. Tenzij je er heel bedreven in bent en het heel snel kunt, maar dit gaat voor de meeste (amateur)fotografen niet op. Ook bij wildlifefotografie ben je vaak te laat en is het mooie moment voorbij, als je eerst nog in moet stellen. Er is dus helemaal niets op tegen om de camera af en toe op diafragmavoorkeuze of sluitertijdvoorkeuze te zetten. Laat je niet gek maken door iedereen die dan roept, dat je geen echte fotograaf bent. Gelukkig komen de meeste ‘echte fotografen’ inmiddels van die onzin terug en hoor ik steeds meer collega’s die hetzelfde zeggen dan mij.
Geen M-stand in basiscursus
Tijdens onze basiscursus fotografie gaan we niet verder dan de A(Av) en S(Tv)-knop. We laten de deelnemers eerst de camera op diafragmavoorkeuze zetten (A) en laten zien wat er gebeurt bij bijvoorbeeld een diafragma F2.8 of F16. Wat zijn de verschillen? In het tweede deel van de basiscursus stappen we over op de sluitertijdvoorkeuze (S, Tv). We gaan aan het rennen en springen en laten de deelnemers zien dat je met een snelle sluitertijd de beweging bevriest en met een langzame sluitertijd een ‘veeg’ krijgt. Pas als mensen de verschillen duidelijk onder ogen zien, wordt het hen duidelijk. Als je op de M-stand twee dingen tegelijk moet instellen, wordt het voor de beginner vaak te veel informatie en snappen ze er niets meer van, zo is onze ervaring.