Bij analoge fotografie wordt elk beeld vastgelegd als negatief (ook bij diafilm, maar dat ingewikkelde verhaal slaan we over). Waar veel licht op de film valt, wordt die na het ontwikkelen donker. Dus wit wordt zwart, en zwart wordt wit (transparant). Bij het printen van dat negatief laten de donkere delen minder licht door dan de lichte. Omdat fotopapier in wezen net zo werkt als film, komt alles weer op z’n pootjes terecht. Bij kleurennegatieffilm is het allemaal wat lastiger te zien door het oranje masker over de film.
Digitale fotografie kent z’n eigen uitdagingen. Toch kun je in een programma als Photoshop het beeld laten omzetten naar negatief. Kies Afbeelding > Aanpassingen > Negatief, en je krijgt een omgekeerd beeld – bij kleur zonder masker. Met precies dezelfde reeks opdrachten herstel je de foto weer in z’n oude glorie (bovenste serie, helemaal rechts).
Waarom zou je dat doen, vraag je je misschien af. Behalve voor ‘het leuk’ kan zo’n negatief beeld makkelijker werken bij ingewikkelde selecties. En bij een nauwkeurige fotomontage is het verschil met de achtergrondlaag bij een negatief beeld veel beter te zien. Zo zie je niet zo gauw montagefoutjes over het hoofd. Pas als alles naar wens is, zet je de laag weer om naar positief.